Zwans wordt vaak aanzien als platte, volkse humor.
Zwans is echter geen plompe billenkletserij, eerder
een absurde, ironische, tweedegraads humor.
Zwanzers verschalken hun medemensen graag
maar eerder met een subtiele kwinkslag.
Grappen, zotternijen en rabelaisiaanse fopperijen
vonden in het 19de-eeuwse België een vruchtbare
voedingsbodem. Clubjes van heren van stand als
Les Agathopèdes, La Société des Joyeux, Les
Crocodiles, Le Diable au Corps… haalden met regelmaat snakerijen uit: feesten, eetfestijnen, gezang,
sollen met de gevestigde orde, ondermijnen van
voorgekauwde en vastgeroeste gedachten… Louis
Ghémar, de beroemde Brusselse fotograaf,
schilderde en bouwde in 1870 een eigen Musée
Fantaisiste met pastiches van bekende eigentijdse
schilderijen. En het allereerste witte, monochrome
schilderij van de kunstgeschiedenis: Toile Blanche/
Peinture de l’Avenir. Met zijn persiflages werd hij
de olijke gangmaker van 20ste-eeuwse kunsttendensen. Daarmee zette Ghémar de traditie van
de pre-dadaïstische tentoonstellingen en evenementen van La Société des Joyeux van de jaren
1850-1860 voort. Brussel was daarin Parijs voor.
Maffe kunst‘performances’ die navolging kenden in
de Great Zwans Exhibitions (1885, 1887, 1914).
Een pop-up museum. Tableaux, al dan niet vivants.
Een poesjenellenmars. Kierewiete wetenschappelijke bedenksels. Schimpscheuten. Pamfletten.
Verzonnen nieuws. Karikaturen… Zo borduurde dat
eigengereid duimelotlandje aan die surrealistische
mentaliteit en humor.
Toch zijn die kwajongensstreken niet vrijblijvend.
In die esbattementen en farcen van de 19de eeuw
uitten artiesten én bourgeois hun kritische,
vrijdenkende commentaar op de maatschappij, op
het politieke en culturele beleid, op de oorlogen en
de gang van zaken… Vaak met een zweem van
melancholie. Zwans, een tedere guerrilla.
Dit monkelende boek duikt voor het eerst – met
beeld en woord – in de ongekende geschiedenis
van die typisch Belgische humor, gedrenkt in
zelfspot.
Zwans, verdoken erfgoed.
Te bestellen via elianevde@hotmail.com